19240 |
zo eenvoudig als ... |
zo simpel als het groot is:
zoe sumpel es t groet is (Q012p Rekem),
zo simpel als het maar kan:
zuə sømpəl aes ət mɛ̄r kan (Q012p Rekem),
zo simpel als het twee en twee vier is:
zuə sømpəl aes ət twiə aen twiə vēr ɛs (Q012p Rekem),
zo simpel als twee en twee vier is:
zoe sumpel es twie en twie vier (Q012p Rekem)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
z"kə (Q012p Rekem)
|
wij zoeken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zøtoͅu̯t (Q012p Rekem)
|
zoethout [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
25648 |
zoetstof voor peperkoek |
gemalen kandijsuiker:
gemalen kandijsuiker (Q012p Rekem),
glucose:
glucose (Q012p Rekem),
honing:
honing (Q012p Rekem)
|
De diverse zoetstoffen die in het peperkoekdeeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. Vergelijk het lemma ''zoetstof voor taai-taai''. [N 29, 88b]
II-1
|
25644 |
zoetstof voor taai-taai |
gemalen kandijsuiker:
gemalen kandijsuiker (Q012p Rekem),
honing:
honing (Q012p Rekem)
|
De diverse zoetstoffen die in het taai-taaideeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. [N 29, 87b; N 29, 87; N 29, 87a; N 29, 88]
II-1
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
zelf geven:
zellef gēven (Q012p Rekem)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19719 |
zolder |
zolder:
zèùldər (Q012p Rekem)
|
zolder [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
overden:
ȳ(ǝ).vǝr[den] (Q012p Rekem),
ō.vǝr[den] (Q012p Rekem)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
hooigat:
[hooi]gāt (Q012p Rekem)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
kamertje:
kēͅmərkə (Q012p Rekem),
uilenkot:
slecht zolderkamertje
y(3)̄ləkoͅt (Q012p Rekem),
zolderkamertje:
zøͅldərkēͅmərkə (Q012p Rekem)
|
zolderkamer [N 05A (1964)], [ZND m]
III-2-1
|