28161 |
bout |
boulon:
boulon (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zwartberg])
|
[N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173]
II-5
|
29961 |
bouwemmer |
eker:
īkǝr (Q012p Rekem)
|
Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.]
II-9
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (Q012p Rekem),
land:
lant (Q012p Rekem),
veld:
fɛlt (Q012p Rekem),
vē̜.lt (Q012p Rekem),
vɛlt (Q012p Rekem),
veldgrond:
vē̜ltxrōnt (Q012p Rekem)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
32729 |
bouwvoor |
bouwlaag:
bou̯Iǭǝx (Q012p Rekem)
|
De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d]
I-1
|
25495 |
bovenbeschuit |
deksel:
dęksǝl (Q012p Rekem)
|
Er was gevraagd naar de "bovenkant van de beschuit". Het kan zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het bovenste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65a]
II-1
|
17639 |
bovendeel van de rug |
kroef:
kröf (Q012p Rekem),
kroefje:
kröfke (Q012p Rekem),
krommenek:
krōēmenak (Q012p Rekem),
nek:
nak (Q012p Rekem),
pokkel:
op de pookkel zitten (Q012p Rekem),
pookkel (Q012p Rekem),
pôkkel (Q012p Rekem)
|
Bovendeel van de rug (poekel, kraomenak, kriemer, rug?, nak?) [N 109 (2001)] || Op de rug zitten (poekelen, op de poekel/kraomejak zitten). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33449 |
bovendeur |
bovenste slag:
bǭvǝstǝ šlāx (Q012p Rekem)
|
Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c]
I-6
|
27661 |
bovengronds |
boven:
bø̜̄vǝn (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Domaniale])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
ronde kabel:
rø̜ŋǝ kābǝl (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Maurits])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
25497 |
bovenkant van een peperkoek |
deksel:
dęksǝl (Q012p Rekem)
|
[N 29, 94a]
II-1
|