29999 |
cementmortel |
mortel:
mǫrtǝl (Q012p Rekem)
|
Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.]
II-9
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
šaŋəréŋ (Q012p Rekem)
|
chagrijn [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
sjikəréj (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
mout:
mààlt (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
sokkerij:
sokərɛj (Q012p Rekem)
|
cichorei [ZND 01 (1922)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
22686 |
circus |
cirque (fr.):
cirk (Q012p Rekem)
|
een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33476 |
cirkelvormig raam |
oog:
ǭu̯x (Q012p Rekem)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
18518 |
colbertjasje |
jas:
jas (Q012p Rekem)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
koͅmōt (Q012p Rekem),
kəmōt (Q012p Rekem)
|
commode [ZND m]
III-2-1
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
kompənéj (Q012p Rekem)
|
compagnie [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
koŋkərgrāsej (Q012p Rekem)
|
Congregatie. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
27629 |
controlepenning |
nummers:
nømǝrs (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
De metalen penning met het nummer van de ondergrondse arbeider. Aan de hand van de penning kon gecontroleerd worden welke mijnwerkers aanwezig waren. De meeste mijnen hadden een systeem waarbij voor iedere dienst een aparte penning werd gebruikt. Zo vermelden de invullers uit L 374, L 433 en Q 15 voor de Nederlandse staatsmijn Maurits dat men voor de nachtdienst een vierkante, voor de dagdienst een ronde en voor de middagdienst een driehoekige penning kende. Op de partikuliere mijnen in Nederland en in de Belgische mijnen werd een identiek systeem toegepast, waarbij alleen de vorm van de penning verschilde. De respondent uit Q 111 merkt op dat in de mijnen Oranje-Nassau I, II en IV bij ziekte de penning op het penningenbord werd bedekt met een ronde, groene penning. Bij drie achtereenvolgende dagen willekeurig verzuim ("bommelschicht") werd de penning afgedekt met een ronde, rode penning. Met een wit plaatje werd het nummer op het nummerbord bedekt als de penning na de dienst niet was ingeleverd. Uit de opmerkingen van de zegslieden uit L 417en L 422 voor respektievelijk de mijnen in Zwartberg, Waterschei en Eisden blijkt dat men daar de verschillende beroepsgroepen aan hun nummer kon herkennen. De opgave "kaartje" voor de mijn in Winterslag is een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse catchèt. [N 95, 46; N 95, 45; Vwo 221; Vwo 252; Vwo 505; Vwo 547; monogr.]
II-5
|