18101 |
eczeem |
eczeem:
eczeem (Q012p Rekem),
eczema:
eczema (Q012p Rekem)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21313 |
eed |
eed:
eed (Q012p Rekem),
ɛjt (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
eed [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ekørəntšə (Q012p Rekem),
ook ZND 02, 008
ēͅkø͂ͅnšə (Q012p Rekem)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)] || eekhoorntje [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
eelt:
heilt aan zien han (Q012p Rekem),
zwel:
zwēͅl (Q012p Rekem)
|
eelt [ZND m] || Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
spat:
spat (Q012p Rekem)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
20145 |
een blauwtje lopen |
laten zitten:
loate zitte(n) (Q012p Rekem)
|
Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20505 |
een borrel drinken |
drinken:
drénkə (Q012p Rekem),
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
drupke dreinke (Q012p Rekem),
ən droepkə drɛjŋkə (Q012p Rekem),
een pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ɛjnə pakə (Q012p Rekem)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] || jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
27836 |
een doorhouw maken |
montage maken:
montage maken (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een doorhouw maken. Met de woordtypen "ophouwen" (Q 113, Q 121, Q 121c) en "ophouw maken" (Q 202) duidt men de aanleg van een doorhouw naar een hoger gelegen galerij aan, terwijl "afhouwen" wordt gebruikt voor het maken van een doorhouw naar een lager gelegen gang. [N 95, 175; N 95, 172; N 95, 383; monogr.]
II-5
|
34532 |
een ei |
ei:
ęi̯ (Q012p Rekem),
ęi̯. (Q012p Rekem),
eitje:
ęi̯kǝ (Q012p Rekem)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
25600 |
een gleuf aanbrengen in het deegbrood |
knippen:
knepǝ (Q012p Rekem)
|
Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a]
II-1
|