e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flank zijden: zīǝ (Rekem) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw flauw: flaauw (Rekem), flaaw (Rekem), flaw (Rekem), flets: flɛtš (Rekem), kweps: kwɛpš (Rekem, ... ) meeps (flauw van smaak) [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flauw (Rekem), flaw (Rekem), kwalijk vallen: koeêlek (Rekem), verduizeld vallen: vərdyšəlt valə (Rekem) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
flens collerette: collerette (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) Opstaande rand aan het einde van buizen om deze met schroeven aan elkaar te kunnen verbinden. [N 95, 826; monogr.] II-5
flensje pannenkoekje: pànnəkeukskə (Rekem) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
flets flets: fletsch gezich (Rekem), kwips: kwaepš (Rekem), vaal: vāl gəzech (Rekem) geeps (flets) [ZND 01 (1922)] || hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-2
flikflooien flikflooien: ook materiaal znd 23, 55  flekfeurə (Rekem), flikfloeien (Rekem), flékəflūrə (Rekem) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: flym (Rekem, ... ), vlum (Rekem), klans: klānš (Rekem) fluim [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen: fluimen (Rekem), fluumen (Rekem) Fluimen uitspuwen (tuffen, kwalsteren, klarken, kaatsjen). [N 109 (2001)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  fēzələ (Rekem), ruisen: Ruischen.  rūšə (Rekem) fluisteren [ZND 30 (1939)] || lispelen [ZND 01 (1922)] III-3-1