32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (Q012p Rekem)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwęlǝf (Q012p Rekem),
gewelfsel:
gǝwø̜lǝfsǝl (Q012p Rekem),
hemel:
hēmǝl (Q012p Rekem),
overwelfsel:
ǭvǝrwø̜lǝfsǝl (Q012p Rekem)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
25610 |
gewicht verliezen |
uitbakken:
ūtbakǝ (Q012p Rekem)
|
Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ± 10% in. [N 29, 48]
II-1
|
25580 |
gewichtssteen |
klauw:
%%meervoud%%
klawǝ (Q012p Rekem)
|
Gevraagd werd speciaal naar de stenen die men vroeger in plaats van gewichten gebruikte. [B 29, 33b; N 29, 105e; monogr.]
II-1
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜rǝx (Q012p Rekem)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
19135 |
gewoonte |
gewente:
gewente (Q012p Rekem)
|
Gewoonte. [Willems (1885)]
III-3-2
|
17564 |
gewricht |
gewerf:
gəwāērəf (Q012p Rekem),
gewerver:
gewerver (Q012p Rekem),
gewricht:
chəvrech (Q012p Rekem),
gevrich (Q012p Rekem)
|
gewricht [ZND 01 (1922)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
27594 |
gezellenhuis |
kantine:
kantine (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Eisden])
|
Het gebouw waar vrijgezellen uit andere provincies en landen die in de mijnen komen werken, worden gehuisvest. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat in Belgisch-Limburg de gezellenhuizen vanwege de franssprekende mijndirecties ten onrechte de naam "hotel" met een bijkomende benaming in het Frans kregen, bijvoorbeeld Hotel Central, Terminus, Concordia, Pologne, enz. [N 95A, 17]
II-5
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
fletsch gezich (Q012p Rekem),
gəzex (Q012p Rekem),
vāl gəzech (Q012p Rekem)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakəs (Q012p Rekem),
lelijk gezicht:
lielijk gezicht (Q012p Rekem),
muil:
moel (Q012p Rekem),
mul (Q012p Rekem),
snuits:
laŋ snūts (Q012p Rekem)
|
bakkes [ZND 01 (1922)] || muil (M.) [ZND 01 (1922)] || Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] || Spotbenamingen voor het gezicht [N 109 (2001)]
III-1-1
|