e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Remersdaal

Overzicht

Gevonden: 543
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kam kam: kamp - kem (Remersdaal) kam (enkelvoud - meervoud) [ZND 27 (1938)] III-1-3
kammen kammen: kemme (Remersdaal) kammen [ZND 27 (1938)] III-1-3
kar kar: kār (Remersdaal) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karakter (aard) karakter: karakter (Remersdaal) karakter [ZND 01 (1922)] III-1-4
karnemelk botermelk: botǝrmęlǝk (Remersdaal) De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.] I-11
karnstaf stoker: štøkǝr (Remersdaal) Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I] I-11
karspringer karspringer: kāršprɛŋǝr (Remersdaal) Ongeduldig paard dat tijdens het afspannen tussen de berries uitspringt, wat moeilijk af te leren is. [N 8, 84a] I-9
katoen katoen: katoen (Remersdaal) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
keel la(ai): (Remersdaal), raak: rākǝ (Remersdaal) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keffen bletsen: bletche (Remersdaal, ... ), keffen: keffe (Remersdaal, ... ) keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1