33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) breed staan:
brē̜t štō (Q248p Remersdaal)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
klauwen:
klau̯ǝ (Q248p Remersdaal)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mɛtsǝlǝ (Q248p Remersdaal),
muren:
mūrǝ (Q248p Remersdaal)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
zand:
zānt (Q248p Remersdaal)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
17839 |
middagdutje doen |
noensrust houden:
noons reus howe (Q248p Remersdaal)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
33785 |
middendeel van het paard |
middelhand:
medǝlhant (Q248p Remersdaal)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
18795 |
minderen |
weiniger chique maken:
wèneger chtiëk make (Q248p Remersdaal)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
onmondig:
znd 31, 23a
onmeuneg (Q248p Remersdaal)
|
minderjarig [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
mésmaakt (Q248p Remersdaal)
|
het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
33759 |
moederloos veulen |
weesveulen:
wēsveǝlǝ (Q248p Remersdaal)
|
Veulen dat met een melkfles grootgebracht wordt. [N 8, 6]
I-9
|