e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Remersdaal

Overzicht

Gevonden: 543
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snijwonde snee: ⁄n sjneei (Remersdaal) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
sok sok: korte kous (chaussette)  zök (Remersdaal) Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
spat hardspat: (mv)  hartspatǝ (Remersdaal) Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j] I-9
speen van de koe deem: dē̜m (Remersdaal) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spenen spenen: špīǝnǝ (Remersdaal) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sporen van de haan sporen: špōrǝ (Remersdaal) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spreeuw spraan: sprōͅ (Remersdaal) spreeuw [ZND 43 (1943)] III-4-1
spreken, praten kallen: nēt hēl kale (Remersdaal), nét hèèl kalle (Remersdaal) Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] III-3-1
staart stots: štuts (Remersdaal) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.] I-11
stal stal: štã.l (Remersdaal), štā.l (Remersdaal) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6