e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderkussen, peluw pulm: hoofdmatras of langwerpig onderkussen  pöllem (Reppel), pölm (Reppel) peluw III-2-1
onderlip onderste lip: onderste lip (Reppel) Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)] III-1-1
onderste handvat (onderste, korte) handhaaf: hantǝf (Reppel) Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
ondeugend, stout onnuttig: ònnöttig (Reppel), stout: stuit (Reppel) stout III-1-4
ondiep dreeg: dręi̯x (Reppel) De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1
ongedierte, algemeen luizen: lûs, mv. li-js (Reppel), wormen: wərm (Reppel) ongedierte [ZND 40 (1942)] III-4-2
ongehuwde moeder heggenweef: letterlijk volkse benaming voor ongehuwde moeder  hègkeweef (Reppel), stoppelweef: volkse benaming  stoppelweef (Reppel) haagweduwe, ongehuwde moeder || ongehuwde moeder III-2-2
ongeordende hoeveelheid, chaos boel: boel (Reppel, ... ), lommel: lommel (Reppel, ... ), nondedieu: non de djou (Reppel, ... ), potage: petazie (Reppel), ramboelie: Opm.: men hoort ook: rebûlie.  rambûlie (Reppel) boel [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)], [ZND 33 (1940)] || chaos, vieze boel III-4-4
ongeschikt derf: dęrf (Reppel) Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.] II-1
onkruid uiteggen, ondiep geploegd (stoppel) puinen: pęi̯nǝ (Reppel) Het land bewerken met de onkruideg of de scherp aangespannen gewone eg, om de wortels van onkruid (kweekgras met name) op te halen, stoppels los te woelen en het land geschikt te maken, om bemest en vervolgens geploegd te worden. Dat men onkruid e.d. ook met de cultivater kan losmaken, blijkt uit termen als (af)russen en (uit)schulpen (vergelijk het lemma ''cultivateren''). Voor de dialectvarianten van de benamingen voor onkruid en kweekgras zij verwezen naar de betrokken lemmata in de volgende aflevering van I.1. Voor wat ''eggen'' en ''eggen'' betreft zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b; N 11, 80a; N 11A, 172d + e; N P, 15a add.; monogr.] I-2