| 20770 |
speculaas |
speculatie:
Zowel als soortnaam als één exemplaar
spikkelasie (L358p Reppel),
speculatiekoek:
spikkelasiekook (L358p Reppel),
speculatiemannetje:
spikkelasiemenneke (L358p Reppel)
|
speculaas || speculaaskoek || speculaasmannetje
III-2-3
|
| 34114 |
speen van de koe |
deem:
dīǝm (L358p Reppel)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
| 20630 |
spek |
spek:
spek (L358p Reppel),
spɛk (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
spek [Goossens 1b (1960)] || varkensvlees
III-2-3
|
| 28884 |
speldenkussen |
naaldenkussen:
nǭldǝkɛsǝn (L358p Reppel)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
| 20165 |
spenen |
spenen:
spīǝnǝ (L358p Reppel)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
| 33513 |
sperziebonen |
sokkerboontjes:
sòkkerbiênkes (L358p Reppel)
|
prinsesseboontjes
I-7
|
| 26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (L358p Reppel)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
| 19804 |
spiegel |
spiegel:
Es eme(s) te lang viêr de spiegel steit te ki-jke, dan steit den di-jvel achter hèèm(of hèèr)
spegel (L358p Reppel)
|
spiegel
III-2-1
|
| 32062 |
spijker, nagel |
nagel:
nāgǝl (L358p Reppel
[(meervoud: nāgǝls of nē̜gǝl)]
)
|
In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.]
II-12
|
| 31953 |
spijkeren |
nagelen:
nāgǝlǝ (L358p Reppel),
nīǝgǝlǝ (L358p Reppel
[(vero)]
)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|