32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
aantrampelen:
āntra.mpǝlǝ (L358p Reppel)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
schieten:
de kaarte scheete (L358p Reppel)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L358p Reppel)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
23289 |
de roepen |
eerste roep:
de eerste roep (L358p Reppel)
|
Hoe noem je de afkondiging van het aanstaande huwelijk in de zondagsmis? De eerste ..., de tweede ... [ZND 41 (1943)]
III-3-3
|
23290 |
de roepen krijgen |
geroepen worden:
ze zijn al eens geroepen (L358p Reppel),
ze zijn al twee keer geroepen (L358p Reppel)
|
Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)]
III-3-3
|
34273 |
de stal uitmesten |
afdoen:
ā.vdō.n (L358p Reppel)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
dri.vǝ (L358p Reppel)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20808 |
deeg |
deeg:
Eme(s) èè keekske bakke van dezelfden deîg: iemand met de zelfde munt terugbetalen
deîg (L358p Reppel)
|
deeg
III-2-3
|
32311 |
definitieve band |
reep:
ręjp (L358p Reppel)
|
De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.]
II-12
|
19396 |
deken |
deken:
Viêr hère verjoaerdaag hauwe ze hèèr ein ölletrikse diêke gekocht
diêke (L358p Reppel)
|
deken
III-2-1
|