20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
jinkerke (L358p Reppel)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|
19310 |
durven |
dorren:
he heet det neet dorre doon (L358p Reppel)
|
Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
dēr (L358p Reppel)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND m]
III-3-1
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
šę.i̯ǝ (L358p Reppel)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
tegenwringen:
tiêgevringe (L358p Reppel)
|
dwarsliggen; tegen iemands woorden of daden ingaan, met de bijgedachte niet mee te willen werken
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
getweernde, een -:
Zie ook: wèèrskop en wèèrserik Van dèè gedwèringe kri-jgste nûw ins nuuts geli-jk Het woord heeft te maken met getwèringd: verkeerd gedraaid
gedwèringe (L358p Reppel)
|
dwarskop
III-1-4
|
19504 |
dweil |
opnemer:
Ze hauwe eine dweil ligke viêr de kiêkediêr òm de veet op aaf te vège
opnemer (L358p Reppel)
|
dweil
III-2-1
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vruiw (L358p Reppel)
|
echtgenote
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
enkbeugel:
inkbi-jgel (L358p Reppel)
|
eekhoorn
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zwiel (L358p Reppel)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|