19887 |
huurcontract |
huurceel:
heerseel (L358p Reppel, ...
L358p Reppel),
ich heb ein heercijl van drie jaor (L358p Reppel),
Ze mees den hèèrd nog sjòmmele
heersel (L358p Reppel)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)] || huurceel || huurcontract
III-2-1, III-3-1
|
19886 |
huurhuis |
huurhuis:
heerhûs (L358p Reppel)
|
huurhuis
III-2-1
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
schelden:
mooder zal sjellen (L358p Reppel)
|
moeder zal kijven ! (in het oosten komt nog een oud woord tagge voor) [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
schelden:
šeͅlə (L358p Reppel),
uitmaken:
eemen outmaken (L358p Reppel),
uitschelden:
outsjelle (L358p Reppel)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
uitnoden:
znd 32, 71;
uitniejen (L358p Reppel)
|
de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
21563 |
ijken |
ijken:
ieken (L358p Reppel)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
31623 |
ijsnagels |
ijsnagelen:
ī.snē̜.gǝl (L358p Reppel)
|
Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.]
II-11
|
25154 |
ijspegel |
ijspegel:
iespegel (L358p Reppel),
ijspik:
iespeek (L358p Reppel)
|
ijskegel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
18913 |
ijver |
moed:
hê hêt veel moot (L358p Reppel)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)]
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijsregen:
Opm. Fr. ê.
iesrîgen (L358p Reppel),
ijzel:
De beim woare bei-jzeldsj.
(h)i-jzel (L358p Reppel),
rijm:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).
ri-jm (L358p Reppel)
|
ijzel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|