21414 |
inktpot |
inktpot:
inkpot (L358p Reppel)
|
inktpot [ZND 45 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
e.nkűlǝ (L358p Reppel)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
sjöd nog mè ins in, want het waas hiêl lekker
insjödde (L358p Reppel)
|
inschenken
III-2-3
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
enšētǝn (L358p Reppel)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
e.nspanǝ (L358p Reppel)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
lett. fig. Di-j höbbe vèè doon ins stevig ingezaute: We hebben het haar eens terdege gezegd
inzaute (L358p Reppel),
zouten:
zaute (L358p Reppel)
|
inzouten || zouten
III-2-3
|
17593 |
iris |
oogappel:
ougappel (L358p Reppel)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
21562 |
italiaan |
italiaan:
det is eine Italjaan (L358p Reppel)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
zjeloers (L358p Reppel),
det waas zuu fi-jn, echt òm zjaloers op te wère
zjaloers (L358p Reppel)
|
afgunstig, jaloers
III-1-4
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
stug:
stèg (L358p Reppel)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|