17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponnie (L299p Reuver)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24920 |
afkalven |
afbrokkelen:
āāf brokkələ (L299p Reuver),
afkalven:
aafkalve (L299p Reuver)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21429 |
afkijken |
afkijken:
aafkīēke (L299p Reuver),
loensen:
ook scheelkijken
loensen (L299p Reuver)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
26617 |
afkoelen |
afkoelen:
āfkø̄̄lǝ (L299p Reuver)
|
De temperatuur in de oven langzaam verminderen. [monogr.]
II-8
|
20528 |
afkoken |
kort:
kort (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
aafkōms (L299p Reuver),
(afkomst).
aafkôms (L299p Reuver),
komaf:
kōmāāf (L299p Reuver)
|
afkomst [N 87 (1981)] || afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30239 |
afkorten |
afkorten:
āfkǫrtǝ (L299p Reuver)
|
Hout, en meer in het bijzonder een boomstam, haaks op de houtvezel in twee stukken zagen. De afgezaagde stukken boomstam hebben bij de kuiper de lengte van een duig, bij de klompenmaker de lengte van een klomp. Zie ook het lemma ɛstuk boomstamɛ en de lemmata ɛbollenɛ bij de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ bij de vaktaal van de klompenmaker. In Venray (L 210) en omgeving werd de houtzager die de boomstam voor onder meer klompenmakers verder in stukken zaagde, houtsnijder (hǭltsnējǝr) genoemd (Venrays woordenboek, pag. 206).' [N E, 6a; N 50, 16a; N 53, 21b; N 53, 22; N 75, 115b; N 97, 44; monogr.]
II-12
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
aaflaot (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aaflikge (L299p Reuver),
ááfligkə (L299p Reuver)
|
een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
aafloere (L299p Reuver)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|