24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
öö hoogduitsch
eikköörke (L299p Reuver),
eekkatsje:
dim.mv.
eiketskes (L299p Reuver)
|
eekhoorn || eekhorentje [SGV (1914)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
sjweel (L299p Reuver),
zweel (L299p Reuver)
|
eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] || eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18942 |
een aanmerking maken |
troeven:
cf. WNT s.v. "troeven"6b (fig.) iemand een snedig en afdoende antwoord geven, op zijn plaats zetten, scherp terechtwijzen etc.
trōēvə (L299p Reuver)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aaflaot verdeene (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23781 |
een askruisje halen |
askruisje halen:
askruutske haole (L299p Reuver),
assekruisje halen:
assekruutske haole (L299p Reuver)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
31915 |
een beitel slijpen |
slijpen:
šlīpǝ (L299p Reuver)
|
De beitelsnede scherp maken met behulp van de slijpsteen. [N 53, 48a; N 53, 110; monogr.]
II-12
|
31917 |
een beitel wetten |
afbramen:
āf˱brǭmǝ (L299p Reuver),
wetten:
wɛtǝ (L299p Reuver)
|
De kleine oneffenheden die bij het slijpen zijn gevormd op de snede van de beitel met behulp van een wetsteen verwijderen. Zie ook afb. 72. [N 53, 48b]
II-12
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
loestere (L299p Reuver)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
29084 |
een bochel inwerken |
bult in de jas maken:
bølt en dǝ jas mākǝ (L299p Reuver)
|
Een bochel in een jas werken door middel van het knippen van het patroon of door strijken of persen. [N 59, 89]
II-7
|