23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
kruuts make (L299p Reuver),
kruuts sjlaon (L299p Reuver),
zich zaegene (L299p Reuver)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dabbə (L299p Reuver),
een kuil graven:
ein koel grave (L299p Reuver),
graven:
grāāvə (L299p Reuver)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
lastig:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
lèstich (L299p Reuver)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
een nutte snuit trekken:
ein nutte sjnōēt trekke (L299p Reuver)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20178 |
een miskraam krijgen |
een miskraam hebben:
eine miskraom hubbe (L299p Reuver)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
ein paar sjoon (L299p Reuver)
|
schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
een paar sokken:
ei paar zök (L299p Reuver)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17875 |
een pak slaag geven |
een pak slaag geven:
ein pak sjlaeg gaeve (L299p Reuver),
slaag geven:
sjlééch (L299p Reuver)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17993 |
een pijnscheut veroorzaken |
knagen:
knāāgə (L299p Reuver)
|
Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
32109 |
een profiel schaven |
profielen schaven:
profilǝ šāvǝ (L299p Reuver)
|
Een profiellijst schaven met behulp van een profielschaaf. [N 53, 99]
II-12
|