e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een rozenhoedje bidden rozenkrans beden: rozekrans baeje (Reuver) Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een schraapstaal aanzetten scherpen: šɛrpǝ (Reuver), vijlen: vīlǝ (Reuver) De snijkant van het schraapstaal met behulp van het aanzetstaal scherp maken. Bij het aanzetten wordt de snijkant eerst recht gemaakt en vervolgens van een braam voorzien. [N 53, 157] II-12
een schroef indraaien indraaien: endrɛjǝ (Reuver) Door de meeste respondenten werd ø̄een schroefø̄ of ø̄een vijsø̄ als object opgegeven. [N 53, 153a; monogr.] II-12
een spel kaarten speelkaarten (mv.): sjpeelkaart (Reuver), spel: sjpel (Reuver) Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)] III-3-2
een tol op de hand laten draaien denderen: dendere (Reuver) Een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen]. [N 88 (1982)] III-3-2
een verkoudheid hebben het erg te pakken hebben: ich hub t erg te pakke (Reuver), het te pakken hebben: ich hub t erg te pakke (Reuver) Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2
een voor afhakken, afscheppen afhakken: āfhakǝ (Reuver) Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.] I-1
een wind laten ene afrijten: eine aafriete (Reuver), ene laten vliegen: eine laote vlege (Reuver, ... ), laotə vlēēgə (Reuver) wind laten [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
een ziekte onder de leden hebben get onder zich hebben: hae haet get onger zich (Reuver), het aan de longen hebben: hae haet t aan t longe (Reuver), het aan het hart hebben: hae haet t aan t hert (Reuver), het in de benen hebben: hae haet t in de bein (Reuver), het in de knoken hebben: hae haet t in de knèùk (Reuver), het in de rug hebben: hae haet t in de rök (Reuver) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eend eend: ē̜nj (Reuver), ē̜ntj (Reuver) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12