22432 |
feesten |
feesten:
fieste (L299p Reuver),
feestvieren:
fiejs fiere (L299p Reuver)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23615 |
feestpredicatie |
feestpreek:
fieespraek (L299p Reuver),
preek:
praek (L299p Reuver)
|
Een feestpredikatie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31494 |
felshamer |
felshamer:
fɛlshāmǝr (L299p Reuver)
|
Hamer met een wat gebogen dwarse, puntige pen die bij het felsen wordt gebruikt. Volgens Van der Kloes en Risch (pag. 314) wordt felswerk vooral met een houten hamer gedaan. [N 33, 75]
II-11
|
31912 |
fermetguts |
fermetguts:
vǝrmęt˲gøts (L299p Reuver)
|
Gutsbeitel waarvan de snede zich aan de bolle zijde van het blad bevindt. Zie ook afb. 69. [N 53, 39a-c]
II-12
|
21127 |
fiets |
fiets:
fiets (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fietse (L299p Reuver),
fietsə (L299p Reuver)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33688 |
fijn droog stof |
stof:
štǭf (L299p Reuver)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
31883 |
fijn vijlen |
vijlen:
vīlǝ (L299p Reuver)
|
Een stuk hout bewerken met een fijne houtvijl. [N 53, 158b]
II-12
|
31827 |
fijne blokschaaf |
fijne schaaf:
fīn šāf (L299p Reuver)
|
Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.]
II-12
|
28732 |
fijnnaaister |
kostuumnaaister:
kostymnɛjstǝr (L299p Reuver)
|
Naaister die fijn naaiwerk verricht. [N 62, 1c]
II-7
|