18543 |
gestreepte broek |
streepjesboks:
sjtriepkesbóks (L299p Reuver),
strepen boks:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
stjreepe bôks (L299p Reuver)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] || de gestreepte broek van het jacquet [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18519 |
getailleerd colbert |
getailleerde (<fr.) jas:
eine getaljeerde jas (L299p Reuver)
|
een getailleerd colbert [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18559 |
getailleerde jas |
getailleerde (<fr.) jas:
eine getaljeerde jas (L299p Reuver)
|
geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
mujntj (L299p Reuver)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemertel (L299p Reuver)
|
gemartel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuuge (L299p Reuver, ...
L299p Reuver,
L299p Reuver)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getuuge zin (L299p Reuver),
getuigen:
getūūgə (L299p Reuver)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuugen (L299p Reuver)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21725 |
getuigenis |
getuigenis:
getuugenis (L299p Reuver)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30181 |
gevak |
gevak:
gǝvāk (L299p Reuver)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|