e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijspegel ijspegel: īēspegels (mv.) (Reuver) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijver ijver: iever (Reuver), īēvər (Reuver) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig ijverig: ieverig (Reuver), vlijtig: flīētich (Reuver) met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iēssel (Reuver) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: iezelen (Reuver), iēssele (Reuver) ijzelen [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
ijzen walgen van: walge van (Reuver) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Reuver) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzerkit ijzerkit: īzǝrket (Reuver) Een mengsel van ijzervijlsel, salmiak, zwavel en water dat wordt gebruikt om ijzer in steen te bevestigen of om gebreken in gegoten ijzer, bijvoorbeeld in kachels, onzichtbaar weg te werken. [N 33, 312] II-11
illustratie illustratie (<fr.): illustratie (Reuver), prentje: printje (Reuver) een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] || illustratie [SGV (1914)] III-3-1
in alle haast gehaast: gehös (Reuver), hapsnap: háp sjnáp (Reuver) in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)] III-1-4