e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
[falie] falie: falie (Reuver, ... ) falie [SGV (1914)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] III-1-3
[lijfje] lijfje: betekenis: vrouwenondergoed over het hemd gedragen  liefke (Reuver) lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
aalmoes aalmoes: aalmoos (Reuver), gift: gif (Reuver) aalmoes [SGV (1914)] || de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)] III-3-1
aalmoezenier aalmoezenier: aalmoezeneer (Reuver), aalmoezenier (Reuver) Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)] III-3-3
aam, maat van 150 l. aam: oam (Reuver) aam (maat) [SGV (1914)] III-4-4
aambeeld aanbeeld: āmbēlt (Reuver), ānbēlt (Reuver) Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.] II-11
aambeeldhoorn hoorn: hǭrǝ (Reuver) Het puntige uitsteeksel of elk van de twee puntige uitsteeksels van een aambeeld, waarover ijzer rond kan worden gebogen. De hoorn kan in doorsnede zowel kegelvormig als vierkant uitgevoerd zijn. Er bestaan ook aambeelden die van beide uitvoeringen zijn voorzien. [N 33, 42; N 64, 32f; N 66, 13f] II-11
aambeien aambeien: aambeije (Reuver), aambijə (Reuver) Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (speen, spenen, blikaar(d)s, aambeien, puisten, bikaards, vijgpuisten). [N 84 (1981)] III-1-2
aan de borst zijn aan de borst zijn: aan de bors zin (Reuver), lutschen (du.): loetsjə (Reuver) gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
aan de leg zijn aan de leg zijn: ān dǝ lek zīn (Reuver) Gezegd van kippen als ze in de legperiode zijn. [N 19, 50a; monogr.] I-12