24509 |
kamille (alg.) |
kamille:
-
kemille (L299p Reuver)
|
echte kamille [DC 50 (1975)]
III-4-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
keimen (L299p Reuver),
toen ich ⁄t wòl keime ging miene kamp kepot (L299p Reuver)
|
kammen (ww.) [SGV (1914)] || Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
22336 |
kampen |
kavelen:
bij beugele
kavele (L299p Reuver)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kanaal (L299p Reuver)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenluchter:
#NAME?
kaerseluchter (L299p Reuver)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
kaerseluchters (L299p Reuver),
kandelaar:
kandelaers (L299p Reuver)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
kansje:
keͅnskə (L299p Reuver)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27982 |
kant |
kant:
kanjtj (L299p Reuver)
|
Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
31908 |
kantbeitel |
beitel:
hak˱bęjtǝl (L299p Reuver),
kapbeitel:
kap˱bęjtǝl (L299p Reuver),
vermoorbeitel:
vǝrmōrbęjtǝl (L299p Reuver
[(kantbeitel met breed blad)]
)
|
Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.]
II-12
|
21721 |
kantongerecht |
kantongerecht:
kantongerech (L299p Reuver)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|