e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lever lever: laever (Reuver) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverworst leverworst: laeverwors (Reuver), lèèverwors (Reuver), lééverwors (Reuver) leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
libel en waterjuffer wijntemper: wientemper (Reuver) libel, alg. [DC 27 (1955)] III-4-2
lichaam lichaam: lichaam (Reuver), lijf: līēf (Reuver) lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamskracht macht: mach (Reuver, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht leewater: leewater (Reuver), vocht: voch (Reuver) leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
licht vriezen een beetje vriezen: Zacht vriezen.  ’n bietje vreeze (Reuver), eventjes vriezen: efkes vreeze (Reuver), licht vreren: lieh vrēērə (Reuver) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte klei zavelgrond: zāvǝlgronjtj (Reuver) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte nevel dunne nevel: dunne nevel (Reuver) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichtgeraakt, kregel giftig: giftich (Reuver), kregel: kregel (Reuver), lichtgeraakt: lichtgeraakt (Reuver), opvliegend: opvlegend (Reuver) lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4