17816 |
liggen |
liggen:
likken (L299p Reuver)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dākvenstǝr (L299p Reuver),
dakvenstertje:
dāk˲venstǝrkǝ (L299p Reuver)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
24485 |
liguster |
heg:
WBD / WLD
hek (L299p Reuver),
liguster:
liguster (L299p Reuver)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
doormaken:
doormake (L299p Reuver),
lijden:
lieje (L299p Reuver),
līējə (L299p Reuver)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20443 |
lijkbaar |
baar:
baar (L299p Reuver),
lijkbaar:
liekbaar (L299p Reuver)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20254 |
lijkenhuisje |
lijkenhuisje:
liekehuuske (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20466 |
lijkwagen |
lijkenwagen:
liekewage (L299p Reuver),
lijkwagen:
liekwage (L299p Reuver)
|
de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
klem:
klɛm (L299p Reuver),
lijmklem:
līmklɛm (L299p Reuver)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
32017 |
lijmtang |
lijmtang:
līmtaŋ (L299p Reuver)
|
Een kort ijzeren of houten werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. De metalen lijmtang bestaat uit een been waarop een vaste en een verschuifbare bek zijn aangebracht. De verschuifbare bek is voorzien van een draadspil met handvat waarmee de klem tegen de te lijmen delen vastgeklemd kan worden. Zie ook afb. 122. [N 53, 217a; monogr.]
II-12
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
schreef:
sjreef (L299p Reuver)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|