e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liturgische gewaden paramenten (<oudfr.): paramente (Reuver) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loeren loeren: loere (Reuver) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: lof (Reuver, ... ) Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
lof met processie lof met processie (<lat.): lof mit processie (Reuver) Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3
logeren op bezoek gaan: op bəzéúk gaon (Reuver) in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)] III-3-1
long long: long (Reuver), lŏŏng (Reuver), lŏŏnge (Reuver) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
lood, maat van 10 gram lood: loëd (Reuver), lōēwt (Reuver) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4
loodpan, gietlepel gietlepel: gētlē̜pǝl (Reuver), gietpan: gētpan (Reuver), kroes: krus (Reuver) Soort pan of grote scheplepel met schenklip waarin soldeersel of lood gesmolten kan worden. Zie ook afb. 190a. De gietlepel is doorgaans een kleinere uitvoering van de loodpan. Hij wordt gebruikt om lood of soldeersel af te scheppen en te gieten. Vgl. afb. 190b-c. [N 33, 197; N 33, 310-311; N 64, 18a-b] II-11
loof bladeren: blajeren (Reuver), loof: lauf (Reuver, ... ), WBD / WLD  loof (Reuver) bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
loof van de bieten afplukken afbladeren: āfblāi̯ǝrǝ (Reuver) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5