| 18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
metroezepekske (L299p Reuver)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
| 22491 |
matsen |
samenspannen:
samesjpanne (L299p Reuver)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 18129 |
mazelen |
mazeren:
mazeren (L299p Reuver)
|
mazelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18235 |
medaillon |
medaillon:
medaljon (L299p Reuver)
|
rond, ovaal- of hartvormig sieraad waarin een portretje of iets dergelijks bewaard wordt [medaillon, mejonneke, boot, coulant] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 18855 |
medelijden |
compassie:
kompassie (L299p Reuver),
kómpassie (L299p Reuver),
metlijden:
metlieje (L299p Reuver),
mitliejə (L299p Reuver)
|
een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 23682 |
meditatie |
meditatie (<fr.):
meditatie (L299p Reuver)
|
Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
maelworm (L299p Reuver)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 25524 |
meelzeef |
zeef:
zeef (L299p Reuver)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
| 31358 |
meenemer |
meenemer:
mejnømǝr (L299p Reuver)
|
Metalen, oogvormig werktuig, onderdeel van de draaibank, dat op het te draaien voorwerp wordt gespannen en door de pen van de drijfplaat in beweging wordt gezet. Zie ook het lemma "drijfplaat", "klauwplaat" en afb. 91. [N 33, 229]
II-11
|
| 20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
mierderjörig (L299p Reuver),
mondig:
munjig (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
mūnjich (L299p Reuver)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] || mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|