e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naaien naaien: nē̜jǝ (Reuver), nɛjǝ (Reuver), nɛ̄jǝ (Reuver) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naaimachine naaimachine: nɛjmǝšīn (Reuver) Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.] II-7
naaister naaister: nɛjstǝr (Reuver) De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.] II-7
naaiwerk naaiwerk: nɛjwerk (Reuver) Werk dat bestaat uit naaien of dat wat men bezig is te naaien. [N 62, 1e] II-7
naakt naaks: naaks (Reuver, ... ), nāāks (Reuver) naakt [SGV (1914)] || zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)] III-1-3
naald naald: nǭlt (Reuver) De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.] II-7
naaldenkoker speldenkoker: špɛltǝkø̜ǝkǝr (Reuver) Langwerpige koker voor het bewaren van spelden en naalden. Deze koker kan van hout zijn en kan wat krijtpoeder bevatten. Volgens de informant van L 416 worden naalden zo bewaard om naaldenroest tegen te gaan. De informant van Q 111* vermeldt dat men daar talkpoeder gebruikt in plaats van krijtpoeder. [N 59, 13b; N 62, 70; Gi 1.IV, 63; monogr.] II-7
naampatroon patroonheilige: petroenheilige (Reuver), petroeënheilige (Reuver) Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
naar de kerk naar de kerk: noa de kèrk (Reuver) naar [~ de kerk] [SGV (1914)] III-3-3
naar de mis gaan horen: huuere (Reuver), mis horen: mis huuere (Reuver) De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)] III-3-3