e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
olie olie: aolie (Reuver), ōəli (Reuver), sla-olie: sjlaolie (Reuver) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
oliebol oliebol: Nieuwe [spelling]  aolieböl (Reuver) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
oliegroefbeitel, spiebeitel groefbeitel: gruf˱bęjtǝl (Reuver) Beitel waarmee een ronde groef, bijvoorbeeld een oliegroef of spiebaan in metaal kan worden aangebracht. De oliegroefbeitel lijkt op de ritsbeitel maar heeft een halfronde snede en is meestal licht gebogen. De kromme ritsbeitel (Q 111) werd gebruikt op plaatsen waar men met de rechte ritsbeitel niet bij kon. [N 33, 120; N 33, 111] II-11
oliekoek oliekoek: Nieuwe [spelling]  aoliekook (Reuver) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] III-2-3
olielamp lemmet: lēmǝt (Reuver  [(brandde op een lint)]  ), pad: mv. pedde  pɛt (Reuver), pit: pɛt (Reuver  [(van gegoten ijzer)]  ) De olielamp die tijdens het inzetten in de oven werd geplaatst. [monogr.] || ouderwetse olielamp II-8, III-2-1
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Reuver) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omarmen omarmen: omerme (Reuver), omspannen: ômsjpannə (Reuver) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omboorden afboorden: āfbø̜rǝ (Reuver), zomen: zø̜jmǝ (Reuver) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7
omheinde wei afgemaakte wei: āfgǝmāktǝ węi̯ (Reuver) Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.] I-8
omheining hek: hèk (Reuver) hek [SGV (1914)] III-2-1