e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
palmbosje palmhoutje: ???  palmholtje (Reuver) Het palmbosje dat op Palmzondag gewijd wordt [palemwösj]. [N 96C (1989)] III-3-3
palmpaas palmhoutje: palmhuitje (Reuver), palmpasen: palmpaose (Reuver) De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)] || Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)] III-3-2
palmprocessie palmprocessie (<lat.): palmperséssie (Reuver), palmprocessie (Reuver) De processie die op Palmzondag gehouden wordt, palmprocessie. [N 96C (1989)] III-3-3
palmtakje palmtakje: palmtekske (Reuver, ... ) Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
palmwijding palmwijden: palmwiee (Reuver), palmwijding: palmwieing (Reuver) De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
palmzondag palmzondag: palmzondig (Reuver, ... ) De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
panlatten panlatten: panlatǝ (Reuver) De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.] II-9
pannen schuren schuren: sjoere (Reuver) Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)] III-2-1
pannenbakkerij handpannenschop: hantpanǝšǫp (Reuver) Fabriek waar, doorgaans in handarbeid, dakpannen werden vervaardigd. Schuermans (Algemeen Vlaamsch Idioticon) merkt op pag. 458 over pannenschop op: ø̄̄pannenbakkerij, zoo genoemd omdat het gebouw aan een schop of overdekte plaats gelijkt (Limb.)ø̄̄. [monogr.; N 27 add.] II-8
pannenkoek koek: Nieuwe [spelling]  kook (Reuver) Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] III-2-3