20699 |
pannenkoekenbeslag |
koekendeeg:
Nieuwe [spelling]
kookendeig (L299p Reuver)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19443 |
pannenlap |
kwezel:
kwezel (L299p Reuver)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
29869 |
pannenvorm |
handpannenvorm:
haŋtpanǝvǫrǝm (L299p Reuver)
|
Houten, enigszins holle vorm waarop de gestreken kleikoek gelegd werd. Aan de bovenzijde van de vorm bevond zich een kleine uitholling die tevoren met klei gevuld werd. Op deze wijze ontstond aan de pan de uitstulping waarmee deze over de panlat gehaakt kon worden. [monogr.]
II-8
|
20558 |
pap |
brij:
brei (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
pap:
pap (L299p Reuver, ...
L299p Reuver,
L299p Reuver),
Nieuwe [spelling]
pap (L299p Reuver)
|
brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
pepīēr (L299p Reuver)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
17551 |
papperig, opgeblazen persoon |
papzak:
De persoon die dat heeft.
papzak (L299p Reuver)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paradies (L299p Reuver),
parediës (L299p Reuver)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
perpluu (L299p Reuver)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
opborrelen:
opborrələ (L299p Reuver)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (L299p Reuver)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|