| 21180 |
parlevinker |
parlevinker:
parlevinker (L299p Reuver)
|
het bootje van een koopman te water [parlevinker, ventjager] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 23283 |
parochie |
parochie:
parochie (L299p Reuver)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kykskǝ (L299p Reuver)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
| 28840 |
pasband |
lintje:
lentjǝ (L299p Reuver),
pasband:
pasbanjtj (L299p Reuver)
|
Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW]
II-7
|
| 23231 |
pasen |
pasen:
paose (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 21217 |
pasfoto |
pasfoto:
pasfoto’s (L299p Reuver)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 29025 |
pasklaar |
pasklaar:
pasklǭr (L299p Reuver)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|
| 28944 |
pasmodel |
maatboks:
mǭtboks (L299p Reuver),
maathemd:
mǭthɛmt (L299p Reuver),
maatjak:
mǭtjak (L299p Reuver),
maatkleed:
mǭtklęjt (L299p Reuver)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
| 21202 |
paspoort |
pas:
pas (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 28897 |
paspop |
pasbuste:
pasbystǝ (L299p Reuver)
|
Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33]
II-7
|