e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proces zitting: zitting (Reuver) de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)] III-3-1
proces-verbaal proces-verbaal: percesverbaal (Reuver) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] III-3-1
processie processie (<lat.): persesjie (Reuver), persessie (Reuver), processie (Reuver) De processie [bronk, persessie, protsessioën]. [N 96C (1989)] || processie [SGV (1914)] III-3-3
processiestrooisel strooisel: sjtreusel (Reuver), sjtruisel (Reuver) Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3
processievaantjes vaantjes: veenkes (Reuver) De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)] III-3-3
proeven proeven: preuve (Reuver, ... ), preuven (Reuver, ... ), preuvə (Reuver) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profeet profeet: profeet (Reuver), profieët (Reuver) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profielschaaf ojief: ojīf (Reuver), profielschaaf: profilšāf (Reuver), raamprofiel: rāmprofil (Reuver), raamschaaf: rāmšāf (Reuver) Schaaf waarmee een profiel wordt geschaafd. Zie ook afb. 153. Profielschaven bestaan in veel verschillende uitvoeringen, afhankelijk van het profiel dat geschaafd moet worden. De schaafbeitels en de schaafzolen van profielschaven hebben de tegenovergestelde vorm van het profiel, dat aangeschaafd moet worden. Zie ook de lemmata ɛprofielɛ, ɛkraalprofielɛ, ɛkwart-rondvormig profielɛ, etc.' [N 53, 74a-g; N 53, 75; monogr.] II-12
profielschaafbeitel beitel: bęjtǝl (Reuver), schaafbeitel: šāf˱bęjtǝl (Reuver) De schaafbeitel van een profielschaaf. [N 53, 55c] II-12
profiteren profiteren: profitere (Reuver), profəteerə (Reuver) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4