17737 |
ruiken |
ruiken:
ruuke (L299p Reuver)
|
ruiken [DC 53 (1978)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
koetelen:
kūtələ (L299p Reuver),
tuisen:
toesse (L299p Reuver),
tūsə (L299p Reuver)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
rȳn (L299p Reuver)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
rōēsse (L299p Reuver)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ruisen:
rōēsse (L299p Reuver),
WBD / WLD
rōēsə (L299p Reuver)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roeten oas (L299p Reuver),
rōete (L299p Reuver)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
17885 |
ruk |
ruk:
ruk (L299p Reuver),
rök (L299p Reuver)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
rukwind:
rökwindj (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
windstoot:
windjsjt sjtôet (L299p Reuver),
windjsjtoet (L299p Reuver)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
rentj (L299p Reuver)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoorsel (L299p Reuver)
|
horzel [SGV (1914)]
III-4-2
|