e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schub schub: sjub (Reuver), WLD  sjöbbə (Reuver) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter bleu: bleù (Reuver), blue (Reuver), (eu; moeilijk weer te geven).  bleù (Reuver), verlegen: verlaege (Reuver), vərlèègə (Reuver) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)] III-1-4
schudden met de riek schudden: šø̜dǝ (Reuver) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schudden van vruchten schudden: WBD / WLD  sjöddə (Reuver) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] I-7
schuier klederborstel: kleierborstel (Reuver) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schuif schuif: šø̜jf (Reuver) Metalen schuif in de achterbinnenkant van elke kamer van een vlamoven waarmee de aftrekopening tussen de kamer en het gemeenschappelijke rookkanaal gesloten kan worden. [monogr.] II-8
schuifgrendel schoude: sjaag (Reuver) schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1
schuifje van de biechtstoel traliewerk: traliewerk (Reuver) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuimen schuimen: sjuume (Reuver), sjŭŭmə (Reuver) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuimspaan schuimlepel: sjuumlaepel (Reuver, ... ) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1