e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sperwer sperwer: sjperwer (Reuver), stootvogel: sjtoëtvogel (Reuver), stootvors: sjtoëtvos (Reuver) sperwer [DC 42b (1967)] III-4-1
sperziebonen prinsessen: WBD / WLD  prinses (Reuver), prinsessenbonen: princesseboen (Reuver) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] I-7
spetteren spuiten: spuitə (Reuver), sudderen: suddere (Reuver) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie spie/spij: špi-j (Reuver) Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] II-7
spiegel spiegel: sjpegel (Reuver), špēgǝl (Reuver) De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] || spiegel [SGV (1914)] II-7, III-2-1
spieken afkijken: aafkīēke (Reuver), spieken: schpieken (Reuver) spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)] III-3-1
spier spier: sjpīēr (Reuver) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spiering spiering: sjpiering (Reuver) Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)] III-4-2
spiertje trekken spiertje trekken: sjpierke trekke (Reuver), touwtje trekken: [Oorspr. invoer *loe:ke trekke?]  lukə treͅkə [?} (Reuver) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] III-3-2
spijkeren nagelen: nē̜gǝlǝ (Reuver) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12