18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
sjtelpe (L299p Reuver),
sjtölpə (L299p Reuver)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31217 |
stelring |
stelring:
štęlreŋk (L299p Reuver)
|
Ring die verschuifbaar op een as is aangebracht en met behulp van een schroef op de gewenste plaats vastgezet kan worden. [N 33, 232]
II-11
|
22367 |
stelt |
stelt:
sjtelt (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
sjtumme (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25596 |
stempel |
stempel:
štɛmpǝl (L299p Reuver)
|
Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.]
II-1
|
31317 |
stempel, leest |
leest:
lęjs (L299p Reuver)
|
Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278]
II-11
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtempele (L299p Reuver),
sjtempələ (L299p Reuver)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
sjtumvork (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
muur:
oe is lang
moer (L299p Reuver),
schutting:
sjötting (L299p Reuver)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
keulse pot:
keulse pot (L299p Reuver),
uiles:
Van aardewerk, nu niet meer gebruikt. Werden in Tegelen gemaakt voor huishoudelijk gebruik.
uules (L299p Reuver)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|