e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stolp stolp: sjtölp (Reuver) stolp [SGV (1914)] III-2-1
stolp over een heiligenbeeld stolp: sjtolp (Reuver), sjtøͅlp (Reuver) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
stolpen aanstikken: ānštekǝ (Reuver), stolpen: štø̜lpǝ (Reuver) Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60] II-7
stomverbaasd paf: paf (Reuver), páf (Reuver), verstomd: vèrsjtomp (Reuver) verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stoof, voetenwarmer stoof: sjtoof (Reuver) stoof [SGV (1914)] III-2-1
stookgat stookgat: štǭk˲gāt (Reuver, ... ) Elk van de in het gewelf aangebrachte stookgaten. De stookgaten bevinden zich pal boven het rooster in de diverse kamers van de vlamoven. [monogr.] || Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21] II-11, II-8
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel voerhuis: vōrhūs (Reuver) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stoomstrijkijzer stoomijzer: štǫwmīzǝr (Reuver) Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20] II-7
stoot aanloopvlak: ānlǭwp˲vlak (Reuver), uitstekend blokje: ūtštē̜̜kǝntj˱ blø̜kskǝ (Reuver) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11
stootband stootband: štuǝtbanjtj (Reuver) Band die dient tot versterking van bijvoorbeeld de onderzoom van een rok of onderkant van een broekspijp. [N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7