19559 |
stolp |
stolp:
sjtölp (L299p Reuver)
|
stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
sjtolp (L299p Reuver),
sjtøͅlp (L299p Reuver)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28984 |
stolpen |
aanstikken:
ānštekǝ (L299p Reuver),
stolpen:
štø̜lpǝ (L299p Reuver)
|
Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60]
II-7
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf (L299p Reuver),
páf (L299p Reuver),
verstomd:
vèrsjtomp (L299p Reuver)
|
verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
sjtoof (L299p Reuver)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
29524 |
stookgat |
stookgat:
štǭk˲gāt (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Elk van de in het gewelf aangebrachte stookgaten. De stookgaten bevinden zich pal boven het rooster in de diverse kamers van de vlamoven. [monogr.] || Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21]
II-11, II-8
|
33357 |
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel |
voerhuis:
vōrhūs (L299p Reuver)
|
De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.]
I-6
|
28911 |
stoomstrijkijzer |
stoomijzer:
štǫwmīzǝr (L299p Reuver)
|
Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20]
II-7
|
31626 |
stoot |
aanloopvlak:
ānlǭwp˲vlak (L299p Reuver),
uitstekend blokje:
ūtštē̜̜kǝntj˱ blø̜kskǝ (L299p Reuver)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|
28843 |
stootband |
stootband:
štuǝtbanjtj (L299p Reuver)
|
Band die dient tot versterking van bijvoorbeeld de onderzoom van een rok of onderkant van een broekspijp. [N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|