e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tortelduif lachduif: lachdoef (Reuver) tortelduif III-4-1
traag langzaam: laks (Reuver), lankzaam (Reuver), traag: traoch (Reuver) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] III-1-4
trage vrouw dutsel: dôtzəl (Reuver) een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)] III-1-4
trakteren trakteren (<lat.): trakteeren (Reuver) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen zijpogen: sīēpauge (Reuver), zijpoogjes: sīēpuigskes (Reuver) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trant gang: gangk (Reuver), gank (Reuver) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trap trap: ein sjmaal trap (Reuver) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer trapleder: trapleijer (Reuver) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trapnaaimachine trapnaaimachine: trapnɛjmǝšīn (Reuver) Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b] II-7
trappelen 0 - hel lopen: [informant twijfelt zelf a.d. juistheid van de opgave]  hel laupe (?) (Reuver), trampelen: trampele (Reuver), tràmpələ (Reuver) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2