e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bleek, flets zien bleek uitzien: hae zuut-⁄r bleik oët (Reuver) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
bleke steen bleek gebakken tegelsteen: blęjk ˲gǝbakǝ tēxǝlštęjn (Reuver) Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.] II-8
blij blij: blie (Reuver) blij [SGV (1914)] III-1-4
blijven hangen, blijven plakken blijven hokken: blieve hokke (Reuver), blijven plakken: blieve plekke (Reuver), plakken: plekkə (Reuver) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: (hīē) blīevə (Reuver), blieve (Reuver), wachten: wachte (Reuver), wachtə (Reuver) ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blikaars uitslag: ōētsjlāāch (Reuver) Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)] III-1-2
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Reuver, ... ), bliksəm (Reuver), bliksemslag: bliksemsjlaag (Reuver), bliksemstraal: bliksemsjtraol (Reuver) bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemafleider bliksemafleider: bliksemaafleier (Reuver) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Reuver), ’t bliksemp (Reuver) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)] III-4-4
blindemannetje spelen blindemannetje: blinjemenke (Reuver, ... ) Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)] III-3-2