30773 |
vensterglas |
ruit:
rūǝt (L299p Reuver)
|
Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 à 2 mm, dubbeldik: 3 à 4 mm en tripel 4 à 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blinden:
blenjǝ (L299p Reuver)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
verangere (L299p Reuver)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19020 |
verbaasd |
verwonderd:
vərwónjərt (L299p Reuver)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21433 |
verbeuzelen |
verdoen:
fərdōōn (L299p Reuver)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbinje (L299p Reuver),
vərbinjə (L299p Reuver)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25618 |
verbranden |
zwart worden:
šwart worǝ (L299p Reuver)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
18940 |
verbruien |
bederven:
bederve (L299p Reuver),
geen geluk hebben:
gen gelök höbbe (L299p Reuver),
tegenvallen:
tééngə gəvallə (L299p Reuver),
verbruien:
fərbruit (L299p Reuver),
verbruud (L299p Reuver),
verknoeien:
verknoeje (L299p Reuver)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
vèrdach (L299p Reuver)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
17932 |
verdacht rondlopen |
rondsluipen:
rondjsjloepe (L299p Reuver),
schuimen:
sjūūmə (L299p Reuver)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|