31536 |
verstelbare moersleutel |
engelse sleutel:
eŋǝlsǝ šlø̜tǝl (L299p Reuver)
|
sǝl Q 116; verstelbare sleutel: vǝrštɛlbrǝ šløsǝl Q 121b; ijzeren sleuter: ęjzǝrǝ slø̜jtǝr P 176b; %%B de volgende opgaven betreffen het oudere type Engelse sleutel -- vergelijk afbeelding 199a-d%% engelse sleutel: e' [N 33, 300a; N 33, 300d; N 64, 78b; monogr.]
II-11
|
31842 |
verstelbare sponningschaaf |
verstelbare schaaf:
vǝrštęlbārǝ šāf (L299p Reuver)
|
Sponningschaaf met verstelbare geleider(s), zodat de breedte en eventueel ook de diepte van de te schaven groef geregeld kan worden. [N 53, 65; N 53, 63b]
II-12
|
29112 |
verstellen |
oplappen:
oplapǝ (L299p Reuver),
stukkeren:
štøkǝrǝ (L299p Reuver)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
bergehuisje spelen:
bergehuuske sjpele (L299p Reuver),
bergemuisje spelen:
berge muuske (L299p Reuver),
tielepossen:
tiele posse (L299p Reuver)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
versjtŏĕke (L299p Reuver),
versjtøk (L299p Reuver)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
stijl:
štīl (L299p Reuver),
stijp:
štīp (L299p Reuver)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
19304 |
vertrouwen |
vertrouwen:
fərtrōēə (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
vertroewe (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
ramplesant (L299p Reuver)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18928 |
vervelend werk |
geneuk:
gənèùək (L299p Reuver)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
verveling:
vervaeling (L299p Reuver)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|