31871 |
vlakbank |
vlakbank:
vlak˱baŋk (L299p Reuver)
|
Schaafmachine waarmee hout aan één zijde mechanisch vlak geschaafd kan worden. De vlakbank bestaat uit een gietijzeren frame waarop een van twee of meer beitels voorziene as is gemonteerd. Zie ook afb. 53. [N 53, 85b]
II-12
|
31276 |
vlakhamer |
vlakhamer:
vlakhāmǝr (L299p Reuver)
|
Hamer met een losse of vaste steel en een vlakke kop, waarop met een andere hamer geslagen wordt om een werkstuk vlak te maken. Zie ook afb. 37c. [N 33, 78-79; N 33, 82; N 33, 55]
II-11
|
31547 |
vlakplaat |
vlakplaat:
vlakplāt (L299p Reuver)
|
Vlakke, gietijzeren plaat die wordt gebruikt om de vlakheid van een werkstuk te controleren. Het werkstuk wordt daartoe over de met olie en een kleurstof ingesmeerde vlakplaat bewogen. De hoge plekken van het werkstuk worden zo met kleurstof gemerkt en kunnen vervolgens met het schraapstaal worden verwijderd. Zie ook afb. 206. [N 33, 344; N 64, 30b; N 66, 11b]
II-11
|
24914 |
vlaktex |
vlak land:
vlak landj (L299p Reuver),
vlakke, de -:
de vlāākə (L299p Reuver)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19413 |
vlam |
vlam:
vlam (L299p Reuver)
|
Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29806 |
vlammuur |
stender:
štęŋǝr (L299p Reuver)
|
Muur van circa 40 tot 50 cm hoogte tussen de stook- en de bakruimte, soms voorzien van gaten om de hitte te verspreiden. De gaten in de muur werden in L 270 schlitzen (ēlits\) genoemd - Hermans, pag. 17. [monogr.]
II-8
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechte (L299p Reuver)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
30184 |
vlechttwijgen |
witsen:
wetsǝ (L299p Reuver)
|
De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.]
II-9
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
vleermoeës (L299p Reuver)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
flei̯s (L299p Reuver),
flèi̯s (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|