17852 |
vooroverduikelen |
tuimelen:
tømele (L299p Reuver)
|
tuimelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
29072 |
voorpand |
voorkant:
vø̄rkanjtj (L299p Reuver),
voorpand:
vø̄rpanjtj (L299p Reuver)
|
Voorstuk van een jas, vest enz. [N 59, 93]
II-7
|
21855 |
voorraad |
reserve (<fr.):
rəsérf (L299p Reuver),
voorraad:
veurraad (L299p Reuver),
vēūrroat (L299p Reuver)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
vèursjeete (L299p Reuver)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šolk (L299p Reuver),
šǫlk (L299p Reuver),
schootvel:
šūǝt˲vɛl (L299p Reuver)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.] || Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1, II-11
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjolk (L299p Reuver)
|
voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|
31928 |
voorsnijder |
snijkant:
šnīkantj (L299p Reuver)
|
Een scherp beiteltje aan één kant of aan beide kanten van de boorpunt van een centerboor of slangboor dat de omtrek van het te boren gat in het hout uitsnijdt. [N 53, 163b]
II-12
|
33353 |
voorstal, voedergang |
voergang:
vōrgaŋk (L299p Reuver)
|
Het voorste gedeelte van de stal, gelegen tussen de (brand)muur van het woongedeelte en de voedergoot van de koeien. In een enkele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar het woongedeelte gekeerd staan, is het tevens de voedergang. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de staart naar elkaar toe staan, is de voorstal meestal de wat bredere voedergang langs de voorste rij koeien. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar elkaar toe staan, bevindt de voorstal zich opzij van de dubbele koeienstand. In een dubbele langsstal, waarin twee rijen koeien in de lengterichting van de stal staan, is het de vrije ruimte tussen het woonhuis en de dubbele koeienstandplaats. In de voorstal wordt het voer klaar gemaakt, wordt voer voor direct gebruik bewaard en bevinden zich toestellen en machines, zoals bietensnijmachine en veevoederkookketel. De voorstal is soms een tussen stal en keuken gelegen, apart vertrek geworden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 8. [N 5A, 34a, 40a, 46a en 48a; N 4, 72 en 77; S 50; monogr.]
I-6
|
23333 |
voorteken |
voorteken:
veurtëiken (L299p Reuver)
|
voorteeken [SGV (1914)]
III-3-3
|
34015 |
vooruit |
vooruit:
vrūt (L299p Reuver)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|