id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17979 | wegkwijnen | wegkwijnen: wegkwiene (Reuver), wegteren: wegtéérə (Reuver) | (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)] III-1-2 |
29050 | wegsnijden | kanten bijsnijden: kanjtjǝ bīšni-jǝ (Reuver) | Wegsnijden van de naadinleg, kanten afdunnen. [N 59, 117b] II-7 |
21159 | wegwijzer | wegwijzer: waegwieser (Reuver), wééchwīēzər (Reuver) | een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1 |
33663 | wei | wei: węi̯ (Reuver, ... ) | Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8 |
18902 | weigerachtig | niet doen: neet doon (Reuver), weigerachtig: weigerechtig (Reuver) | geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4 |
33658 | weiland in het algemeen | wei: węi̯ (Reuver) | Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8 |
21791 | welbespraakt / brutaal | zegvrij: zèkvrīē (Reuver) | iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21789 | welbespraakt brutaal persoon | opschepper: opsjöpper (Reuver), praatjesmaker: preutjesmaker (Reuver) | iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21790 | welbespraakt zijn | goed van tong zijn: gōōt van tóng (Reuver) | welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1 |
31299 | welblad | welblad: węlblāt (Reuver) | Lasmiddel, bestaande uit ijzergaas dat overtrokken is met een hardgeworden massa waarin veel borax zit. Het welblad wordt tussen de twee aan elkaar te wellen stukken gelegd. Het geheel wordt vervolgens met hamerslagen met elkaar verenigd. Volgens de invuller uit Q 5 wordt welplaat alleen bij het wellen van licht hardbaar koolstofstaal gebruikt. [N 33, 193; N 33, 340] II-11 |