24530 |
welig groeiend |
gelp:
gelp (L299p Reuver),
WBD / WLD
gelp (L299p Reuver)
|
In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
31298 |
welpoeder |
fijngestampt glas:
fīngǝštamp ˲glās (L299p Reuver),
zilverzand:
zelǝvǝrzantj (L299p Reuver)
|
Poeder dat men op de aaneen te wellen stukken metaal strooit om te voorkomen dat het metaal verbrandt. Zoals blijkt uit de antwoorden van de informanten, wordt als welpoeder onder meer borax (natriumdiboraat), soda, wit zand en fijngestampt glas gebruikt. Het welpoeder vormt een slak op het metaal en verhindert zo het verbranden van het metaal. [N 33, 193; N 33, 340]
II-11
|
17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
winkbrauw (L299p Reuver),
winkbrouw (L299p Reuver),
wiŋbrou (L299p Reuver)
|
wenkbrauw [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
19071 |
wensen |
wensen:
winsche (L299p Reuver)
|
wenschen [SGV (1914)]
III-1-4
|
24071 |
wereldgeestelijke |
wereldgeestelijke:
waereldgeistelik (L299p Reuver),
wereldheer:
waereldhieër (L299p Reuver)
|
Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21485 |
werk (zn) |
werk:
werək (L299p Reuver)
|
werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (L299p Reuver),
wèrək (L299p Reuver)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
bank:
bank (L299p Reuver),
werkbank:
węrk˱baŋk (L299p Reuver)
|
De bank waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. Tussen de werkbank en de werktafel (zie het lemma ''werktafel'') zal het verschil doorgaans niet zo groot zijn geweest. [N 29, 30a; N 29, 105e: monogr.] || In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-1, II-12
|
32000 |
werkbankblad |
blad:
blāt (L299p Reuver)
|
Het werkvlak van de werkbank. Het werkbankblad bestaat uit een dik blok massief hout waarin verschillende vierkante en ronde gaten in zijn aangebracht. Zie ook de lemmata ɛstootblokgatɛ en ɛbankhaakgatɛ.' [N 53, 208c; monogr.]
II-12
|
31999 |
werkbanklade |
lade:
lāj (L299p Reuver)
|
De lade die soms onder het werkblad is aangebracht en onder meer voor het opbergen van (klein) gereedschap wordt gebruikt. [N 53, 208d]
II-12
|