| 33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜i̯ǝ (L299p Reuver),
plukken:
plø̜kǝ (L299p Reuver)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
| 19969 |
wieg |
wieg:
weeg (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
wêêch (L299p Reuver)
|
wieg [SGV (1914)] || wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 34574 |
wiel |
rad:
rāt (L299p Reuver),
meervoud
rāi̯.ǝr (L299p Reuver)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
| 24962 |
wiel, kolk |
poel:
pool (L299p Reuver)
|
kolk of plas die na een dijkbreuk is ontstaan of is overgebleven na een overstroming [wiel, waal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 31573 |
wielband |
band:
(mv)
bɛnj (L299p Reuver)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
| 31575 |
wielbandenroller |
meetwiel:
mē̜twil (L299p Reuver)
|
Wieltje dat draaibaar aan een handvat is bevestigd. Door met dit werktuig langs de velg van een karwiel te rollen kan men meten hoe lang de wielband moet zijn die om dat karwiel moet worden aangebracht. Ook de binnenomtrek van de voltooide wielband kan ermee worden opgemeten. Zie ook afb. 210. In P 219 werd dit werk gedaan met de ronde passer (rgnd pesar). In Q 71 werd de maat voor de wielband genomen met behulp van het houten wiel zelf. [N 33, 328]
II-11
|
| 22412 |
wielerwedstrijd |
koers:
koers (L299p Reuver)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 24276 |
wielewaal |
goudmerel:
gòltmèèrel (L299p Reuver)
|
wielewaal
III-4-1
|
| 23554 |
wierook |
wierook:
wierek (L299p Reuver),
wierook (L299p Reuver)
|
Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23556 |
wierookkorrels |
wierook:
wierook (L299p Reuver)
|
Wierookkorrels. [N 96B (1989)]
III-3-3
|