17612 |
wipneus |
wipneus:
wipnaas (L299p Reuver)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)ipe (L299p Reuver),
wepə (L299p Reuver),
wippe (L299p Reuver)
|
Op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]. [N 88 (1982)] || wippen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
31775 |
wipzaag |
decoupeerzaag:
dēkupērzāx (L299p Reuver)
|
Machinale zaag die door middel van een voetpedaal wordt aangedreven en waarvan het smalle zaagblad een op- en neergaande beweging maakt. De wipzaag is de voorloper van de decoupeerzaagmachine (zie het volgende lemma). [N 53, 19]
II-12
|
19306 |
wispelturig |
heupen:
heupə (L299p Reuver),
wispelturig:
wispeltuurig (L299p Reuver)
|
nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25093 |
wisselen |
verwisselen:
verwessele (L299p Reuver)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25174 |
wisselvallig weer |
betrokken:
bətrokkə (L299p Reuver),
buiig (weer):
buuīeh (L299p Reuver),
kwakkelweer:
kwakkəl wéér (L299p Reuver),
t weer staat te luimen]:
loerechtig waer (L299p Reuver)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19435 |
wit zand, stooizand |
witte zand:
witte zandj (L299p Reuver)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donderdig (L299p Reuver),
witte dónderdig (L299p Reuver)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fluitekìèjs (L299p Reuver),
Nieuwe [spelling]
fluitekīēs (L299p Reuver)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
boerenmuts:
boeremöts (L299p Reuver)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|