20661 |
bonenkruid |
bonenkruid:
boenekroet (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
bonenkruidje:
WBD / WLD
bōēnəkrûûtjə (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pels (L299p Reuver)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
alleen in kandidaatsscriptie
s(j)pèch (L299p Reuver)
|
specht (alg.)
III-4-1
|
18297 |
bontkraag |
bontkraag:
bóntjkraag (L299p Reuver)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
bontmantel:
bóntjmantel (L299p Reuver)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25019 |
bonzen |
boezen:
bōēze (L299p Reuver)
|
hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22552 |
boog |
boog:
enem bohch(j) (L299p Reuver)
|
boog [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
31417 |
boogdrilboor |
borstdril:
bǫrs˱drel (L299p Reuver),
snaardril:
šnǭrdrel (L299p Reuver)
|
Handboor die door middel van een koord en een boog wordt rondgedraaid. De boogdrilboor bestaat uit een houten of ijzeren rol, de drilklos, waarin aan de onderzijde een boorijzer bevestigd kan worden. Aan de bovenzijde van de klos bevindt zich een spil waarop een borstplaat wordt aangebracht waar men tijdens het boren met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. De boor wordt aan het draaien gebracht door een in een boog gespannen koord om de drilklos te slaan en vervolgens de boog heen en weer te bewegen. Deze beweging lijkt op vioolspelen; vandaar woordtypen als vioolboor, fiedelboor, fiedelaar en fiedel. Zie ook afb. 124. [N 33, 121; N 33, 130-131]
II-11
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schutterij:
sjøͅtəri (L299p Reuver)
|
Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|